HILVERSUM - Woningcorporatie Het Gooi en Omstreken mag één van haar huurwoningen in Hilversum vooralsnog niet laten ontruimen. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland beslist. De woningcorporatie wil dat de huurders de woning verlaten omdat de toenmalige burgemeester van Hilversum het pand sloot na een beschieting. Ook zouden ze voor overlast zorgen. De bestuursrechter schorste onlangs het besluit van de burgemeester om de woning te sluiten. Zolang onzeker is of het burgemeestersbesluit in de lopende beroepsprocedure standhoudt, mag de woningcorporatie niet ontruimen.

Beschieting
In de nacht van 24 op 25 november 2021 werd de woning in Hilversum meerdere keren beschoten. De burgemeester besloot toen op grond van artikel 174a van de Gemeentewet de woning eerst voor twee weken en daarna voor een half jaar te sluiten. De bewoners maakten bezwaar tegen deze besluiten én stelden beroep in bij de rechtbank met een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij al terug naar hun woning konden. De voorzieningenrechter besliste in die procedure dat niet aan de voorwaarden van artikel 174a van de Gemeentewet voor sluiting van de woning is voldaan. Die uitspraak betekende dat de bewoners begin deze maand weer terug naar huis mochten.

Ontruiming
Naar aanleiding van het sluiten van de woning wil woningcorporatie Het Gooi en Omstreken dat de woning wordt ontruimd. De woningcorporatie stelt dat door de sluiting de huurovereenkomst buitenrechtelijk is ontbonden, zoals dat juridisch heet. Maar op dit moment staat nog niet onherroepelijk vast of de woning ook daadwerkelijk gesloten mocht worden door de burgemeester. Dat hangt af van de beslissing in de beroepsprocedure die nog loopt. De voorzieningenrechter in de zaak waarin nu uitspraak wordt gedaan stelt dat niet zonder meer kan worden uitgegaan van het feit dat de burgemeester de woning terecht sloot. De woning ontruimen zou daarom in dit stadium té voorbarig zijn.

Overlast
De woningcorporatie wil de woning ook laten ontruimen omdat de bewoners zich niet als goede huurders zouden gedragen. Zo zouden de gezinsleden zich bezighouden met criminele activiteiten en voelen buurtbewoners zich daardoor onveilig. Maar volgens de voorzieningenrechter is onvoldoende gebleken dat sprake is van structurele overlast. De meldingen van omwonenden zijn onvoldoende concreet en het is niet duidelijk of de overlast ook daadwerkelijk door de betreffende bewoners wordt veroorzaakt. Daarnaast weegt de voorzieningenrechter mee dat de bewoners niet wisten dat de buurt overlast van hen ervaart. Op de zitting bleek dat hierover nog geen gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de woningcorporatie en de huurders. De bewoners gaven aan hiervoor open te staan. De voorzieningenrechter oordeelt dat op dit moment niets de ontruiming van de woning rechtvaardigt. Het belang van de bewoners om in afwachting van de bodemprocedure in de woning te kunnen blijven wonen, weegt zwaarder dan het belang van de woningcorporatie om de woning te ontruimen.